De Vlaamse Hoogmis wordt het genoemd en de schoonste aller klassiekers. In Oost- en West-Vlaanderen zijn de tuintjes aangeharkt, de stoepen geveegd en de ramen gewassen, en in de cafés wordt in de weken voorafgaand aan de eerste zondag van april over niets anders gesproken. De Koers. De Ronde van Vlaanderen. Al meer dan honderd jaar oud maar nog altijd springlevend.

Karel van Wijnendaele was een beroerde renner, maar een prima entrepreneur en hoofdredacteur, en een man met ideeën. Zijn blad De Sportwereld kon wel wat promotie gebruiken en begin 1913 schoot hij de eerste Ronde in gang. "Het begon in 1913," schreef hij, "met 37 deelnemers en vijf volgwagens over meer dan driehonderd kilometer slechte steenwegen."

De oprichter was een meester in het aandikken en dramatiseren, hij wilde van zijn Ronde een karakterwedstrijd maken naar het geromantiseerde beeld van de Vlamingen van die tijd: hardwerkende, zwoegende mensen in gevecht met de elementen. "Des te beter," riep hij als er regen werd voorspeld, "De Ronde heeft slecht weer nodig. In regen, wind en slijk gedijt zij het best."

Karel van Wijnendaele was allang overleden toen Johan Museeuw de Ronde voor de derde keer won in 1998, maar de woorden van de renner hadden de zijne kunnen zijn: "Wordt kerels, mannen uit één stuk, met gedachten in de kop en kruim in de benen."

Want wat er in die honderd jaar ook gebeurde, het karakter van de koers bleef onveranderd. De Ronde van Vlaanderen is een wedstrijd voor ervaren, taaie renners. In 2000 was winnaar Andrei Tchmil 37 jaar oud. Na een vlakke, goed bestrate aanloop van honderd kilometer maakt het asfalt steeds vaker plaats voor onbarmhartige kasseistroken. Dan komen de ruige, steile hellingen en begint het draaien en het keren. Of het nu droog is (stof) of klapzeikt van de regen (modder) de ongelijk liggende, wat bolle stenen pijnigen de polsen en de benen, en teisteren het zitvlak. De berm ligt bezaaid met bidons die uit de houders zijn getrild. En op de hellingen met illustere namen als de Paterberg, de Steenbeekdries, de Kruisberg en de Oude Kwaremont is het soms zo steil (tot wel 22%) dat zelfs de profs stil komen te staan en tegen de stenen stuiteren.

Het werd een beroemd beeld van de Ronde van Vlaanderen toen dat de Deen Jesper Skibby op de Koppenberg overkwam in 1987. Als koploper in de koers probeerde hij de dramatisch slechte en smalle strook kasseien nabij brouwerijstad Oudenaarde te beklimmen. Hij kwam amper meer vooruit en begreep waarom ze dit deel van het parkoers de martelkamer van Vlaanderen noemden. Achter Skibby kreeg de chauffeur van de radiowagen haast, hij wilde niet de helling blokkeren voor de achtervolgers. Skibby viel al bijna, werd toen aangetikt door de auto, die daarna doodleuk over zijn beide wielen reed. Ternauwernood kon Skibby zijn voeten uit de toeclips trekken. Het waren dramatische beelden en de Koppenberg verdween voor vijftien jaar uit de koers.

Ook de beelden van de Ronde van 1985 waren schokkend. Winnaar Eric Vanderaerden moest klappertandend en half bevroren van zijn fiets getild worden. Het was bij het vertrek fris maar zonnig geweest, maar al snel begon het te stormen en zwaar te regenen. Veel te dun gekleed finishten slechts 24 van de 173 deelnemers.

De Ronde van Vlaanderen is ook de koers waarin de toeschouwers op de taluds vol verbijstering keken naar Eddy Merckx die de laatste tweehonderd meter naar boven strompelde. De grote kampioen, de Kannibaal te voet, dat hadden ze nog nooit gezien.

Op de zaterdag voor de echte Ronde is dat een vaker voorkomend beeld, renners die van hun fiets moeten. Dan vullen wielertoeristen de heuvels en de kasseien én de heuvels met kasseien. Rond de twintigduizend renners, waaronder bijna vijfduizend buitenlanders uit dertig landen,  rijden dan de hele (ruim 250 kilometer), de halve of een kwart Ronde van Vlaanderen. Een heerlijke chaos is het, een volksfeest, en vanachter de hekken en vanuit de cafés waar de burgemeester een pintje drinkt met een fabrieksarbeider worden de dappere liefhebbers aangespoord. Op naar het volgende kerkdorp. Zingem, Zottegem, Zulzeke, Kruishoutem, Knettergekem. Tureluurs worden de renners in het hart van Vlaanderen, in het hart van het wielrennen, maar uiteindelijk komt de finish in Oudenaarde en zal het leven nooit meer hetzelfde zijn.